Edinburgh voor een paar pond

Schotland, en dan met name de hoofdstad Edinburgh, heeft de naam niet goedkoop te zijn. Maar klopt dat wel? Reizen Magazine ontdekt een erg plezierige stad vol verhalen. En goed betaalbaar, if you do it the Scottish way.
 
 
Het zit ‘m in de lunch. Je ziet het bij Rick’s op Frederick Street en bij Muang Thai op Hanover: twee gangen voor £ 6,95. Op George Street staan zelfs bij de hipste terrasjes bordjes met: 2 for 1. Met z’n tweeën eten voor de prijs van één. Als je echt meedoet met trendy Edinburgh, doe je dat vermoedelijk niet, want die ‘Breakfast Martini’s’ moet je óók nog kunnen betalen.
Van dergelijke bordjes leren we twee dingen. Eén: hier kunnen we goedkoop eten. Twee: dit doen ze niet zomaar, het zal dus in de regel veel en veel duurder zijn. En díe naam heeft Edinburgh. Je moet er zeker eens heen, maar ach, wat is het duur. Zelfs als je er met Easyjet heen vliegt, taxi’s mijdt, en onderweg zo’n halfgeldlunch meepikt.
Natuurlijk, als je een lang weekend Edinburgh doet, wil je naar het beroemde kasteel op de vulkanische rots, waarvan delen al dateren uit 1130. En je wilt zien waar koningin Elizabeth slaapt als ze (meestal onderweg naar elders) in town is: het Holyroodhouse-paleis. En ook die 287 treden van het Scott Monument doen, als eerbetoon aan geboren Edinburgher Sir Walter Scott, schrijver van onder meer Ivanhoe. Dat zijn de verplichte nummers. Maar een gezin met twee kinderen is na deze alinea al 80,90 Britse ponden (90 euro volgens de huidige koers) verder.
Wij gaan het anders doen. Op z’n Schots. Dat is niet zuinigjes, maar ánders. Met het Britse pond op € 1,12 moet dat lukken. Niet door ons geld steeds te tellen, overal die pint te laten staan of door op een stapelbed te gaan slapen, maar door gewoon wat vaker de andere kant op te kijken.
Dat is sowieso een aanrader in Princes Street en Rose Street, de shop & drink-straten van New Town, en nog meer op The Royal Mile, de straat in Old Town tussen het kasteel en het paleis. Al is het maar vanwege de mensenmassa: alle, maar dan ook alle toeristen komen op enig moment op dit stukje Edinburgh uit.
Het opvallendst is er de Scotch Whisky Experience, waarbij toeristen in een whiskyvat door een nagemaakte destilleerderij rijden, een prijzige attractie (£ 11,50!). In de restaurants en pubs zijn de prijzen niet doorgeschoten. Een volle pint bij Mather’s, een oude pub in de nieuwe stad, kost £ 2,85, en hier in de Jolly Judge, vlakbij het kasteel, betaal je voor een Tennent’s £ 3. Een espresso lukt, met wat zoeken, nog steeds voor £ 1,70.
Nog meer goed nieuws: het hart van Edinburgh staat vol gratis musea. Het is soms een kwestie van een poortje doorlopen. Wie bijvoorbeeld de ingaat, komt uit bij The Writers’ Museum. Edinburgh heeft alle recht zo’n museum te hebben want de stad kan behalve Sir Walter Scott (1771-1832) ook Robert Louis Stevenson (1850-1894, o.m. Schateiland) tot zijn vroegere inwoners rekenen. Dit museum, met manuscripten, bureaustoelen en zelfs laarzen is een ode aan hen.
In een moderne variant zoeken we naar The Elephant House, waar J.K. Rowling moet hebben gezeten. Een bordje zegt dat Harry Potter hier ‘geboren’ is, maar de locals fluisteren dat ze haar eerste boeken bedacht in een tearoom aan Nicholson Street. Daar zit nu een Chinees restaurant.
Edinburgh is een trotse stad, kun je op elke straathoek leren. Beroemdheden zijn hier geboren, hebben hier gewoond. Verhalen zijn hier geboren. En, zoals iedereen weet, die liggen op straat. Dat komt natuurlijk goed uit tijdens deze cheap tour.
Let eens op het hart in de klinkers op de stoep voor St. Giles’ kathedraal. De meeste toeristen stappen er gewoon overheen, maar locals spugen erop! Dit is het Heart of Midlothian, dat herinnert aan het graafschap waartoe de stad behoorde, en aan de gevangenisdeur die tot 1817 op deze plek stond. Hier werden de hoofden van geëxecuteerde criminelen aan het publiek getoond. Edinburghers nemen geen risico: ze spugen omdat het geluk brengt, en omdat ze dan weten dat je altijd weer naar Edinburgh zult terugkeren.
Of het verhaal uit 1724 over visvrouw Maggie Dickson, dat hoort bij het bordje van de Old Fishmarket. Omdat ze haar buitenechtelijke kind, overleden vlak na de geboorte, geheim had gehouden, werd Maggie veroordeeld tot de strop, opgehangen én doodverklaard. Op weg naar de begraafplaats bleek ze echter nog te leven. Maar ja, ze was al doodverklaard, en werd daarom niet nog eens opgeknoopt. De menu- en drankkaart van de Maggie Dicksons-pub aan de Grassmarket vertelt het verhaal. Bestel hier een Undertaker, een Half Hangit Maggie of de Afterlife-cocktail.
The People’s Story is de veelzeggende naam van een (gratis) museum. Hier kijk en luister je naar de verhalen van het volk: hoe zag een pub er vroeger uit, en hoe een kerker? Hoe leefde de familie Ross in de 18e eeuw, en hoe de familie Chapman in de 21ste? De formelere geschiedenis huist aan de overkant, in het Museum of Edinburgh. Daar zie je het National Convenant uit 1638, de beroemde petitie voor religieuze vrijheid. Maar wellicht vertellen de prentbriefkaarten met reclames voor Sunlight Soap, Brasso en Dinky Toys nog meer. Voor 60 pence in de shop te koop. Want ja, uiteindelijk kost alles geld. Al is het maar omdat we in de St. Giles’ een donatie geven voor de restauratie.
Maar de Airlink 100-bus vanaf het vliegveld is niet duur, net als onze boodschappen, gekocht in de gecomputeriseerde supermarkt van Sainsbury’s aan St. Andrews Square, en als we dan toch bezig zijn, de wc in het nieuwe parlementsgebouw is gratis. De stadsbus kost £ 1,20 per rit, weten we nu, en een dagkaart £ 3.
We nemen dus de bus, lijn 22 naar Leith, de haven van Edinburgh. Want daar, weten we nu ook, zit het restaurant van Martin Wishart, chef met een Michelinster. Zijn lunch met drie gangen kost £ 24. Dat is goedkoop. Kunnen we echt niet laten lopen.
Edinburgh achterom
The Royal Mile, in feite de bijnaam voor de Lawnmarket, High Street en Canongate bij elkaar, is een van de beroemdste straten ter wereld. Minder bekend zijn alle achterommetjes, steegjes en doorgangen die er op uitkomen. Hier woonden en werkten eeuwenlang de meeste Edinburghers, arm en rijk.
De ‘achterkant’ van de stad bestaat uit closes (met één ingang), wynds (open aan beide zijden) en courts (geheel door gebouwen omgeven). Vroeger waren er 330, nu zijn nog 110. Een selectie, op de route van kasteel naar paleis:
Bell’s Wynd – vernoemd naar brouwer John Bell, nu deel van een pizzatent.
James Court – aanrader: de Jolly Judge-huiskamerpub.
Lady Stair’s Close – hier zit het Writer’s Museum.
Riddel’s Close & Court – afgesloten met hek, filosoof David Hume schreef hier zijn Political Discourses (1752).
Brodie’s Close – hier woonde William Brody, beroemd kastenmaker én dief (eindigde in 1788 aan de galg die hij zelf had ontworpen).
Advocate’s Close – voor de foto: uitzicht op Scott Monument, & handige doorgang richting New Town beneden.
Mary King’s Close – paar jaar geleden herontdekt. Tijdens de pest van 1645 zijn hier honderden mensen in quarantaine gezet en gestorven. Nu zijn de kelders een attractie.
Fleshmarket Close – kortste route naar Waverley Station.
Dickson’s Close – ooit doorgang naar de Cowgate-straat, nu de ingang van het Radisson SAS-hotel.
Tweeddale Court – tussen de Baquette Express en de Real Scot Shop, in de 17de eeuw woonde hier Margaret, dochter van de 1ste graaf van Lothian.
World’s End Close – hier waren de oude stadsmuren (zie de koperen lijnen op de straat), voor wie de stad niet in mocht was dit het ‘einde der wereld’.
Dunbar’s Close – prachtige tuin, en wat een rust.
Panmure Close – Adam Smith, grondlegger van het liberalisme, woonde hier 12 jaar, tot zijn dood in 1790.
Overzicht: www.royal-mile.com, doorklikken op ‘maps’.

of bekijk deze eens...

Stukjes palm met korting

Slaat de crisis ook toe in glamourstaatje Dubai? Eric van den Berg merkt dat het motto groot-groter-grootst hier nog altijd van kracht is.

Cambodja met een goed gevoel

Als je de juiste adressen weet, kun je in Cambodja genieten van een luxe hotel en er tegelijk op vertrouwen dat je euro’s terechtkomen bij de allerarmsten. In ‘het nieuwe Thailand’ helpen alle beetjes.

Waar is gay Manhattan?

Het is de bar waar ’s werelds eerste Gay Pride begon: Stonewall Inn in New York. Vijftig jaar na dato trekt de optocht opnieuw door The Village en Chelsea. Het rebelse van toen is er niet meer, alles is keurig, hip en glimmend. ‘Goddank hebben we de drag nog.’