Dat is sowieso een aanrader in Princes Street en Rose Street, de shop & drink-straten van New Town, en nog meer op The Royal Mile, de straat in Old Town tussen het kasteel en het paleis. Al is het maar vanwege de mensenmassa: alle, maar dan ook alle toeristen komen op enig moment op dit stukje Edinburgh uit.
Het opvallendst is er de Scotch Whisky Experience, waarbij toeristen in een whiskyvat door een nagemaakte destilleerderij rijden, een prijzige attractie (£ 11,50!). In de restaurants en pubs zijn de prijzen niet doorgeschoten. Een volle pint bij Mather’s, een oude pub in de nieuwe stad, kost £ 2,85, en hier in de Jolly Judge, vlakbij het kasteel, betaal je voor een Tennent’s £ 3. Een espresso lukt, met wat zoeken, nog steeds voor £ 1,70.
Nog meer goed nieuws: het hart van Edinburgh staat vol gratis musea. Het is soms een kwestie van een poortje doorlopen. Wie bijvoorbeeld de ingaat, komt uit bij The Writers’ Museum. Edinburgh heeft alle recht zo’n museum te hebben want de stad kan behalve Sir Walter Scott (1771-1832) ook Robert Louis Stevenson (1850-1894, o.m. Schateiland) tot zijn vroegere inwoners rekenen. Dit museum, met manuscripten, bureaustoelen en zelfs laarzen is een ode aan hen.
In een moderne variant zoeken we naar The Elephant House, waar J.K. Rowling moet hebben gezeten. Een bordje zegt dat Harry Potter hier ‘geboren’ is, maar de locals fluisteren dat ze haar eerste boeken bedacht in een tearoom aan Nicholson Street. Daar zit nu een Chinees restaurant.
Edinburgh is een trotse stad, kun je op elke straathoek leren. Beroemdheden zijn hier geboren, hebben hier gewoond. Verhalen zijn hier geboren. En, zoals iedereen weet, die liggen op straat. Dat komt natuurlijk goed uit tijdens deze cheap tour.
Let eens op het hart in de klinkers op de stoep voor St. Giles’ kathedraal. De meeste toeristen stappen er gewoon overheen, maar locals spugen erop! Dit is het Heart of Midlothian, dat herinnert aan het graafschap waartoe de stad behoorde, en aan de gevangenisdeur die tot 1817 op deze plek stond. Hier werden de hoofden van geëxecuteerde criminelen aan het publiek getoond. Edinburghers nemen geen risico: ze spugen omdat het geluk brengt, en omdat ze dan weten dat je altijd weer naar Edinburgh zult terugkeren.
Of het verhaal uit 1724 over visvrouw Maggie Dickson, dat hoort bij het bordje van de Old Fishmarket. Omdat ze haar buitenechtelijke kind, overleden vlak na de geboorte, geheim had gehouden, werd Maggie veroordeeld tot de strop, opgehangen én doodverklaard. Op weg naar de begraafplaats bleek ze echter nog te leven. Maar ja, ze was al doodverklaard, en werd daarom niet nog eens opgeknoopt. De menu- en drankkaart van de Maggie Dicksons-pub aan de Grassmarket vertelt het verhaal. Bestel hier een Undertaker, een Half Hangit Maggie of de Afterlife-cocktail.
The People’s Story is de veelzeggende naam van een (gratis) museum. Hier kijk en luister je naar de verhalen van het volk: hoe zag een pub er vroeger uit, en hoe een kerker? Hoe leefde de familie Ross in de 18e eeuw, en hoe de familie Chapman in de 21ste? De formelere geschiedenis huist aan de overkant, in het Museum of Edinburgh. Daar zie je het National Convenant uit 1638, de beroemde petitie voor religieuze vrijheid. Maar wellicht vertellen de prentbriefkaarten met reclames voor Sunlight Soap, Brasso en Dinky Toys nog meer. Voor 60 pence in de shop te koop. Want ja, uiteindelijk kost alles geld. Al is het maar omdat we in de St. Giles’ een donatie geven voor de restauratie.
Maar de Airlink 100-bus vanaf het vliegveld is niet duur, net als onze boodschappen, gekocht in de gecomputeriseerde supermarkt van Sainsbury’s aan St. Andrews Square, en als we dan toch bezig zijn, de wc in het nieuwe parlementsgebouw is gratis. De stadsbus kost £ 1,20 per rit, weten we nu, en een dagkaart £ 3.
We nemen dus de bus, lijn 22 naar Leith, de haven van Edinburgh. Want daar, weten we nu ook, zit het restaurant van Martin Wishart, chef met een Michelinster. Zijn lunch met drie gangen kost £ 24. Dat is goedkoop. Kunnen we echt niet laten lopen.