De niet-Napolitaan zegt: kom óp zeg. De Napolitaan denkt: hier zou ik vandaag de lotto mee kunnen winnen. Hij stapt naar zijn vaste lottokantoor, een van de vele in de stad, en vertelt zijn droom aan de vrouw achter het loket. En dan kiezen ze samen de winnende nummers.
Napels is een stad van geloof en bijgeloof. En dat is zichtbaar. Zet een bijgelovige pet of bril op en het Napels van de Napolitanen opent zich. Het kan overal, want ook het historische centrum, waar de toeristen zich enkel al aan driehonderd kerken kunnen laven, heeft niet de cocktailbars en designshops van bijvoorbeeld de wijk Chiaia, maar is van de gewone Napolitaan gebleven. Ze doen mee aan de tombola, ze doen er ook hun boodschappen in de Via Tribunale, ze rijden er inderdaad dwars over Piazza Gesù Nuovo op hun Vespa, spelen kaart voor de koffietent, en verkopen goedkope shirts en broeken in de kraampjes op Via Mancini. Naast de meeste kerken hangt de was van de buurvrouw gewoon buiten.
Oudere Napolitanen leggen nog geregeld bloemen voor de deur van de 17de-eeuwse Chiesa di Santa Maria delle Anime del Purgatorio ad Arco (Heilige Maria van de Zielen in het Vagevuur), een kerk die wordt beschermd door drie bronzen schedels op straat. Tot eind jaren zestig werden hier de verloren zielen (en botten) vereerd: je kon een schedel adopteren en verzorgen en zo veel bidden dat de ziel alsnog van de hel naar de hemel kon verhuizen. Je hoopte dan natuurlijk op een bedankje in de vorm van een nieuwe liefde, een betere gezondheid of, waarom niet, het winnen van de lotto.
De katholieke kerk verbood het gebruik, maar de Napolitanen hebben het nooit helemaal losgelaten, want ja, je weet maar nooit. Al is het maar omdat in het souterrain van de kerk nog de geest rondwaart van het ongelukkige meisje Lucia, dat wegvluchtte voor een gedwongen huwelijk en kort daarna overleed. Haar schedel is nooit gevonden, maar een andere schedel uit de collectie in de kelder fungeert als stand-in (met kroon). Moeders en dochters bidden voor haar – en aaien de schedels – in de hoop dat eindelijk de juiste man zal langskomen.
Wat wil je, zou je bijna zeggen: Napels is een stad waarover enkel al vijftig patroonheiligen moeten waken. Een van de belangrijkste wordt geëerd in de Duomo, de grote kathedraal, een van de topattracties: Januarius van Benevento. Dit is Napels, dus deze martelaar, de bisschop van Benevento die in het jaar 305 is onthoofd tijdens Romeinse christenvervolgingen, wordt omgeven door een groot verhaal van hoop.
In de zijkapel die naar hem is vernoemd is San Gennaro zelf nog aanwezig: in de zilveren buste is zijn schedel verwerkt, en in de twee glazen ampullen zit zijn bloed. Om dat – gestolde – bloed gaat het: dat brengt geluk en voorspoed als het vloeibaar wordt. Dat Wonder van het Bloed gebeurt drie keer per jaar – onder meer op 19 september, de dag van San Gennaro. Op de afgesproken dag neemt de bisschop onder toezicht van duizenden de buisjes in zijn hand, en zal het bloed vloeibaar worden – na een paar minuten of desnoods een uur. (Over mogelijke wetenschappelijke verklaringen zwijgt men liever.) In het jaar 1980 schijnt het wonder niet te zijn gebeurd; zo verklaren Napolitanen de aardbeving in Zuid-Italië op 23 november van dat jaar, die bijna drieduizend mensen het leven kostte.
Met dit verhaal in het achterhoofd gaat het niet zozeer meer om de neogotische façade van de honderd meter lange kathedraal, maar om de Napolitanen die ernaartoe gingen en gaan. Mensen die als ze op een winkelruit een briefje vinden dat de zaak dicht is ‘vanwege familieomstandigheden’ direct de spijlen van het hek aanraken, of iets anders van ijzer. Dat houdt het kwade weg. Kijk ook niet raar op als iemand ineens zijn wijsvinger en pink opsteekt: dat is niet om cool te doen, de hand ziet eruit als een hoorn, en die beschermt.
Die hoorn ligt overal te koop – er staan bakken vol in de Via San Gregorio Armeno, de toeristische straat midden in het centrum. Het ding lijkt een rode chilipeper, van plastic of hout, maar het is een corno, een hoorn, een tak van een gewei, die geluk moet brengen. Het mannetje dat er vaak naast staat, een soort Pierrot, heet Pulcinella, komt uit oude theater- en poppenshows en is de stadsmascotte. Ook weer niet zomaar: Pulcinella is de rebel, die het met een verholen glimlach opneemt tegen de aristocratie en andere heersers. Hij is het symbool voor de lagere sociale klassen, voor de gewone Napolitaan.
Pulcinella is overal. Pulcinella is een 5, volgens het grote getallenboek. Dat weet nagenoeg iedereen. Ook jongeren weten een reeks getallen uit hun hoofd – tot 90, want tot zover gaat de lotto. De 1, dat is Italië natuurlijk. En de 10, dat is Diego Armando Maradona, ooit de redder van Napoli! Logisch, want 10 was zijn shirtnummer. Hoewel anderen zeggen dat hij God was (ook een 1) én voetbalspeler (42), dus bij elkaar 43.
De voetballer heeft een minikapelletje gekregen aan de voorgevel van koffiebar Nilo, aan de Via San Biagio dei Librai, met een echte haar van hem, en een buisje met enkele van zijn geplengde tranen – in Napels trek je dat niet in twijfel. Je neemt een foto (een eis van de bareigenaar) en dan ga je binnen koffie drinken. Je bestelt een caffè en ook nog een caffè sospeso, een ‘uitgestelde koffie’. Die is niet voor jou, maar voor een volgende klant, die je niet eens zult ontmoeten. Het is weer zo’n gebruik. Het is de gastvrijheid, en ja, ooit kan het je zelf misschien iets opleveren – je weet maar nooit.