Ook het geluid van wachtende touringcars, die met hun ronkende motor de airco draaiend houden, maakt haastig en ongeduldig. Maar vooral de Egyptenaren zelf zijn de storende factor: ze doen zich voor als kaartjescontroleurs (‘nee echt, loopt u even met me mee…’), gooien peuken en papier op of naast de piramide, stoppen spullen in je handen met de mededeling dat het een cadeautje is (‘Alstublieft. Gratis. Pak aan.’).
Jongetjes lopen rond met ansichtkaarten, mannen proberen de toeristen in hetzadel te krijgen: ‘Hello. My name is Ali, and my camel is Charlie Brown.’ En die van zijn broer heet Michael Jackson. Tuurlijk.
In de nabijheid van ’s werelds topattracties ben ik een minder aardig mens, dat kan ik niet langer ontkennen. Of ik nu in de rij sta voor de lift van het Empire State Building, waar een ongetwijfeld slecht betaalde ambtenaar erop toeziet dat ik netjes en vooral tijdig aansluit, me in de smalle gangen van het Dalí-museum in Figueres laat pletten tegen een wand vol tekeningen, of ik bij de Victoria Falls door jongetjes word achtervolgd tot ik een houten leeuw of een Ndebele-hoofd heb gekocht.
Ik ga mensen negeren. Ik ga mensen ontwijken. Ik word kortaf. Kijk naar de grond in plaats van omhoog. Desnoods lieg ik. Nergens zo erg als bij de Piramiden van Giza, waar ik continu een man op een hijgende kameel in mijn nek heb.
Een gemiddeld gesprek, al stevig doorstappend:
‘Hello!’ (‘Hello.’)
‘What country? Where youfrom?’ (‘Holland.’)
‘Tachtigallemachtigprachtig.’ (Klassieker. Een glimlach.)
‘What’s your name?’ (‘Eric.’)
‘You want camel ride to desert?’ (‘No, thank you.’)
‘You know how cheap?’ (‘No. No, thank you.’)
‘Maybe later?’ (‘No, sorry.’)
‘Why not maybe later?’ (‘Maybe later.’)
‘What’s your name?’ (‘…’)
‘You want to take picture?’ (‘No.’)
‘Okay. Good price. You my friend.’
Ik stop, als ik niet oppas, meer tijd in gedoe dan in de Grote Piramiden zelf, de bouwwerken die al ruim 4500 jaar hemel en aarde lijken te verenigen, even eenvoudig als imponerend. Icoon der Iconen. Vanzelfsprekend een van de 1000 Places To See Before You Die, de New York Times Bestseller van Patricia Schultz. En niet te missen hoogtepunt in The Travel Book van de Lonely Planet, A Journey Through Every Country in The World.
Moet ik zien.
Ondanks alles.
Het is categorie Mona Lisa, nog zo’n verplicht nummer: moet ik zien, ook al weet ik dat het een verdomd klein schilderij is, en er in het Louvre zeker honderd man tussen mij en die geheimzinnige lach in staan. En om de hoek, de Eiffeltoren: wie heeft hem eigenlijk níet gefotografeerd? Beeldmerk van een land, cover van de reisgids; de herkenning is ogenblikkelijk. De piramiden, het Colosseum, het Rode Plein, de Spaanse Trappen, de Toren van Pisa, de Tafelberg, het Christus-beeld van Rio, de Big Ben, de Acropolis, de Aya Sofia, het Alhambra, Stonehenge, de Klaagmuur, de Chinese Muur, de Grand Canyon, het Sydney Opera House, de Taj Mahal, de Machu Picchu, slot Neuschwanstein, de Borobudur, de Petrona Towers. Dichter bij huis: de Wallen, het Anne Frank Huis, Kinderdijk, Volendam.
Moet ik zien. Moest ik zien. Zou ik moeten zien.
En nu ben ik er. Als een van de velen dus, logisch. Zelfs vroeg gaan werkt bij de piramiden niet. Bus na bus arriveert al, want er staat voor vandaag nog meer op het programma: de schatten van Toetanchamon in het Egyptische Museum aan het Tahrir-plein (‘Maximaal 50 personen in de zaal. Niet langer dan 10 minuten!’), misschien nog de getrapte piramide van Sakkara, en vanavond een rondvaart over de Nijl, met neonlicht en karaoke. Morgen door naar Luxor.
De bussen rijden allemaal door naar het view point – lang niet het mooiste punt om een foto te nemen van de drie piramidensamen, maar het is nou eenmaal een plek waar de bussen kunnen parkeren. Souvenirverkopers hebben er hun kraampje, naar eigen zeggen ‘met 100 procent korting’. Er is uiteraard van alles, want dat heb je met piramiden, alles met een driehoek erop kun je als souvenir bestempelen: asbakken, borden, kleedjes, pennen,T-shirts, piramiden met een dolfijn erin – vaak vijf keer zo duur als op de Khan el-Khalili markt in het centrum.
Maar het gaat de meesten om de foto. Op de achtergrond, van links af: de graven van de farao’s Cheops (inmiddels afgebrokkeld tot 137 meter hoog), Chefren (lijkt groter, maar komt op 136 meter), en het ‘kleintje’, die van Mycerinus (62 meter). Op de voorgrond: vriend, vrouw, kind, gids of medereiziger. En die gaan dan ineens doen of ze de piramide opzij duwen, optillen, of boven op hun hoofd dragen.
Wat is dat toch? Sowieso, waarom willen we op de foto staan, ook zonder grappig te doen, op beroemde plekken, met beroemde gebouwen of vergezichten. Geliefden houden elkaars hand vast, op de foto precies voor de Grote Piramide, zoenen elkaar zo dat nog nét het puntje van de Eiffeltoren in beeld is; vrienden omarmen elkaar aan de voeten het Vrijheidsbeeld, bij het bordje Kaap de Goede Hoop (‘het meest zuidwestelijke punt van Afrika’), of naast de wegwijzer met Timboektoe-die-kant-op, want dát is zo’n onbereikbare plek.
Is het een echtheidsstempel? Een bewijs van liefde, of zelfs een bevestiging van vrede? In de tuin van het Mena House-hotel, een oriëntaals paleis pal naast de Piramide van Cheops, geven (welgestelde) koppels hun ja-woord: het is een van de weinige plekken waar je een piramide op je trouwfoto krijgt. Plek ook waar foto’s zijn gemaakt van Anwar Sadat, Menachem Begin en Jimmy Carter, die daar vredesonderhandelingen voerden. Zij hadden wat je noemt een room with a view, net als beroemdheden die mede eraan bijdroegen dat het hotel zelf ook een icoon werd: Frank Sinatra, Charlie Chaplin, Bill Clinton, koningin Sofia van Spanje, en natuurlijk die andere trots van Egypte, Omar Sharif.
Tja, aan de voet van een piramide is het toch anders ontbijten. Of golfen. Elk ander gebouw van 137 meter hoog had juist ons uitzicht op de woestijn verknald, maar dit gebouw ís het uitzicht, zo worden ze niet meer gemaakt. Dit bouwwerk kennen we allemaal, van foto’s, van films, van de geschiedenis- én wiskundeles, van de presidenten, koningen en sjahs die er zijn geweest. Dit is geschiedenis, dit plaatst onszélf in de geschiedenis – we zijn voor even net zo eeuwig, net zo onsterfelijk.
We zijn allemaal wereldburgers, en dit is het bewijs: been there, seen it, done it. Alles is bereikbaar. We kunnen overal heen. Een mix van echte nieuwsgierigheid en interesse, met een vleugje gulzigheid, soms neigend naar snobisme en hebberigheid. De hoogste gebouwen ter wereld zijn de nieuwe bergen die we moeten beklimmen en bedwingen, maar dan per lift. Voor het uitzicht, maar vooral voor het idee.
Het idee… Ik heb nog in 2001 boven op het WTC gestaan. Ik heb een broodje pastrami gegeten in Katz’s, de deli in New York waar Meg Ryan een orgasme fakete. Ik heb op dat bounty-strand aan de Rode Zee gelegen nog voordat de Lonely Planet het ontdekte. Ik heb door de haven van Sydney gevaren. Ik heb de wenteltrappen in de Sagrada Familia beklommen.
Ik heb de piramiden gezien. En ze zijn indrukwekkend. Ondanks alles. Naar Caïro gaan en de piramiden niet zien, is toch ook een beetje raar. Al weet je dat je evenveel kans hebt de piramiden in alle rust te kunnen bekijken als de Mona Lisa of de Guernica in je eentje te zien. Exclusiviteit bestaat nauwelijks nog; soms is het misschien te koop, soms kun je geluk hebben als je als eerste arriveert. Maar exclusiever dan thuis met een fotoboek wordt het veelal niet.
Toch: per jaar pakken zo’n 3,5 miljoen toeristen in New York de lift naar de 86ste verdieping van het Empire State Building, meer dan zes miljoen bestijgen de Eiffeltoren, drie miljoen schuifelen langs de Piramiden van Giza. Dat aantal groeit. De Sfinx kijkt al in de keuken van een Pizza Hut en een Kentucky Fried Chicken.
‘Toerisme is onze vijand’, luidt het standpunt van de Hoge Raad voor de Oudheden. De stenen van de piramiden brokkelen af, de Sfinx rot van binnen uit. De stroom toeristen zal beter in banen worden geleid, is het plan, en de monumenten en opgravingen zullen beter worden beschermd. De piramiden beklimmen mag al jaren niet meer (er zijn doden gevallen), de grafkamers bekijken mogen nog maximaal 500 bezoekers per dag. Een visitors center is in aanbouw, met schone wc’s, en er zullen souvenirwinkels openen die de loslopende verkopers overbodig maken. De topstukken van het Egyptisch Museum komen ook in de buurt: over vijf jaar verhuizen ze naar het Grand Egyptian Museum, dat nabij de piramiden gaat worden gebouwd, aan de Alexandria Desert Road.
F.G., A.B. en K.H. in Nazlet as-Samaan zullen zich moeten bezinnen, want hun beesten zullen op den duur niet meer worden getolereerd binnen De Muur. Het dorpje blijft voor de toeristen toegangspoort tot het wereldberoemde plateau, dat wel, en het houdt ook de parfumwinkeltjes die zich stuk voor stuk afficheren als ‘museum’ of ‘paleis’. En de Sound & Light Show natuurlijk – een bombastisch hoorspel in groen, rood, blauw en laser, twee keer per avond, in Arabisch, Engels, Frans, Spaans, Duits, Russisch of Japans.
Dan zit je daar. Zie je de piramiden van kleur verschieten, hoor je de stemmen van de farao’s en de Sfinx zelf uit een luidspreker achter een boom. De grote verwondering ontbreekt, het ontzag dat Cleopatra en Napoleon vermoedelijk wel hadden toen ze voor het eerst aan de voeten van de Sfinx stonden.
Het gevoel van: ik heb dit al gezien, ik ben hier al geweest. Het gevoel van: die piramiden, zoals ze daar liggen, ze lijken écht op al die souvenirs.